afb. Jan Verhoeff, 9 januari 1986
De Dode Nieuwstraat is in 1641 als openbare weg aangelegd op het voormalige terrein van de Minderbroeders (Franciscanen), en wel op het gedeelte van de kloostertuin en de boomgaard. In 1185 nog de tuin van het jachtslot van Hertog Hendrik. Net als alle andere kloosters en kerken, wordt het klooster van de Minderbroeders in beslag genomen door de protestantse overheid, na de inname van Den Bosch in 1629. Stadtstimmerman (aannemer) Frans Blom en pensionaris (stadsadvocaat) en later schepen (wethouder) Johan Gans slagen erin een aantal kloosters en kerken te kopen. Ook het klooster van de Minderbroeders krijgen zij in handen. Het was een groot kloostercomplex, dat zich uitstrekte van de huidige Pensmarkt tot aan de Snellestraat. De nieuwe eigenaren slopen de kloosterkapel, de pandhof en een aantal gebouwen; een stal wordt omgebouwd tot woning, een kloostergebouw verbouwd tot een groot magazijn. Deels van de sloopmaterialen worden zestien nieuwe huizen opgetrokken, volgens bouwhistoricus Ad van Drunen redelijk zeldzame woonhuizen. Deze woningen zijn in de saneringswoede van de zestiger jaren van de vorige eeuw -helaas zonder documentatie- gesloopt. De nieuwe weg wordt aangesloten op de al bestaande Minderbroedersstraat, en wordt aanvankelijk Nieuwe Minderbroedersstraat en ook Nieuwe Karstraat genoemd. Nergens wordt beschreven hoe de naam Dode Nieuwstraat is ontstaan. Roelands verklaart de naam uit de aanwezigheid van 'Het Geweldiger', een militaire gevangenis die de westelijke straatkant grotendeels vormde en die weinig opwekkends te zien gaf. Daarbij is er in de straat weinig verkeer geweest. Het was er, zogezegd, een dooie boel. |
Deze straat is in de jaren veertig van de 17de eeuw als openbare straat aangelegd over het terrein van het Minderbroedersklooster. Op dit gedeelte dat in 1355 aan het klooster was toegevoegd, lagen de tuin en de boomgaard. Er is sprake van een kapel, twee huizen, waarvan een van steen en een turfhuis. waar deze gebouwen precies gestaan hebben is niet duidelijk. De kaart van J. Blaeu geeft de kapel, die in 1421 vermeld wordt, aan achter het huis 'De Put'. Aan de noordzijde bevond zich een poort naar de Karrenstraat die benut is bij de aanleg van de nieuwe straat. Aan de zuidzijde stond de grote kloosterkerk en de pandhof met aangrenzende gebouwen. Ter plaatse van de Dode Nieuwstraat moet al een soort weg over het kloosterterrein geweest zijn. Bij de bouw van de nieuwe huizen in het midden van de 17de eeuw wordt namelijk melding gemaakt van een groot magazijn op de hoek van de steeg naar de 'Karstraat'. Hier is in de 16de-eeuwse cijnsboeken sprake van een 'ledige plaetsse' van 36 voet (= 10,35 m) die eerst van Peter van Oerde was, daarna van de Minderbroeders en van een perceel van 19 voet (= 5,46 m) met een 'weynich' achter het huis. Mogelijk betrof dit het thans gesloopte huis aan de westzijde van de Dode Nieuwstraat (voorheen nummer 4). Waar het perceel van 36 voet gelegen heeft valt uit de huidige percelering niet af te leiden. Nadat het klooster in 1629 geconfisqueerd was, zijn de kloosterkerk, de pandhof en een deel van de gebouwen gesloopt en kon de Dode Nieuwstraat, ook wel Nieuwe Minderbroedersstraat of Nieuwe Karstraat genaamd, worden doorgetrokken tot de bestaande Minderbroedersstraat. Aan de nieuwe straat bleven enkele kloostergebouwen gehandhaafd als stal en magazijn. Ze werden in de jaren veertig van de 17de eeuw verbouwd op initiatief van pensionaris Johan Gans en zijn compagnon de timmerman Frans Blom. Als een soort projectontwikkelaars avant-la-lettre hebben zij het klooster verworven, gedeeltelijk herbestemd en andere delen gesloopt en herbebouwd met woningen. Zo zijn er zestien nieuwe huizen gebouwd, waaronder twee hoekhuizen, een bestaande stal omgebouwd tot woning en een gebouw van het klooster verbouwd tot groot magazijn. Deze gebouwen zijn nog te traceren in het bouwblok en het aangrenzende blok 2.3. Hier volgt een korte beschrijving van deze midden 17de-eeuwse gebouwen aan de oostzijde van de Dode Nieuwstraat en het aansluitende deel van de Minderbroedersstraat. Deze huizen zijn bij de sanering in de jaren zestig van de 20ste eeuw helaas zonder vorm van documentatie gesloopt. Bouwtekeningen, foto's en de gegevens van de verlening van subsidie voor het aanbrengen van stenen gevels in de 17de eeuw geven toch een beeld van deze voor de stad zeldzame gebouwen. De huidige bebouwing, zijnde Dode | 266 |
Nieuwstraat 27-39, dateert uit de late 19de en 20ste eeuw en blijft daarom hier buiten beschouwing. | 267 |
DOODE NIEUWSTRAAT. "Doode" omdat ze zoo weinig begaan wordt; "Nieuwstraat" omdat ze eerst in de 17e eeuw is aangelegd. Zij loopt over den grond, die in 1185 de tuin was van Hertog Hendrik's jachtslot, en waar later kerk en klooster der Minderbroeders waren gelegen. | 79 |
De Dode Nieuwstraat is pas ontstaan na 1629 toen het Minderbroeders-complex was afgebroken, toen is over het terrein deze straat aangelegd. Men vindt nergens beschreven hoe deze naam ontstaan is; wel kunnen wij daarover een vermoeden uiten. De westelijke straatwand werd namelijk grotendeels gevormd door de achterkant van de militaire gevangenis 'Het Geweldiger'en die zal weinig opwekkends te zien gegeven hebben. Wij hebben ook de indruk dat er weinig verkeer geweest zal zijn. De naam Dode Nieuwstraat lijkt om deze redenen niet zo onverantwoord. Ofschoon het monumentale koetshuis uit 1644, dat op de Bossche monumentenlijst voorkwam, onder de benaming 'sloopwoning' verdwenen is, maaakt de open ruimte achter het huis 'De Blaasbalg' toch weer veel goed. Het is een goed idee geweest om aan de zijmuur van die open plaats een aantal gevelstenen en dergelijke in te metselen. | 83 |
1641 |
In 1641 worden verschillende vm. kloostergebouwen door de Raad van State verkocht. Frans Blom koopt bijvoorbeeld de kloosters van de Minderbroeders en de Dominicanen. Hij breekt ze af en legt vervolgend drie nieuwe straten, drie Nieuwstraten, aan: de Doode Nieuwstraat, de Nieuwstraat en de Tweede Nieuwstraat (thans St. Jozefstraat geheten). Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
1865 | J. Kennis (vleeschhouwer) - R. Versteegh (sigarenmaker) |
1875 | B. van Hest (hoefsmid) - J. Klaassens (mr. boek- en courantdrukker, en agent der levensverzekering Prudentia) |
1881 | J. Klaassens (mr. boekdrukker en agent van het levensverzekerings genootschap prudentia, minderbroederstraat h. Doode Nieuwstr.) |
1910 | G.J. v.d. Griendt (passementwerker) - J. van Vessem (musicus, tailleur) - wed. Vorst |
1919 | wed. v.d. Griendt - W. Lemmens (boekhouder) - J. van Vessem (musicus, tailleur) |
1923 | wed. Gijsbertus J. van de Griendt (zonder) - Cornelis J.Th. Kappé (schoenmaker) |
1928 | C.J.Th. Kappé (schoenmaker) - J. van de Loo - wed. H. Maas |
1943 | A.J.M. Blom (kellner) - A. Sengers (schildersknecht) |
1919 | E. Pelzer (arbeider) |
1928 | L. Voltijn |
1865 | G. van Breemen (aanspreker en lijkbezorger en kleedermaker) - W. Derogée (gepens. tamboer-majoor) |
1875 | A.W. Vaas (mr. kleermaker) |
1881 | J. Keun (brievenbesteller) - A. van der Pas (mr. meubelmaker) |
1908 | W. v.d. Broek (sigarenmaker) - J. van Geffen (portier sig. fab.) - J.P. en W. Scheepers (kleermakers) |
1910 | J. van Erp |
1919 | M.S. Lissaur (reiziger) |
1928 | Th. C. Biekens |
1943 | L. Vink (electro-bankw.) |
1832 | van de Graaf (generaal)(eigenaar) |
1910 | W. van den Broek (sigarenmaker) - J. van Geffen (portier sig. fab.) - J.P. en W. Scheepers (kleermakers) |
1919 | A. Schreuders (sigarenmaker) - Th.P. Smits (sigarenmaker) - Ch. Trottig (machinist) - P.G. Verburgt (drukker) |
1928 | wed. A.F. Beijnen - J.E. Dubbeld - J. Heesbeen - wed. C. Trantig |
1943 | A.F. Kroon (verw. hulpmonteur) - A. van Oosten (koopman) |
1865 | E. van Eeuwijk (gepensionneerde) - L. Lensen (vleeschhouwer) - D.B. Neervoort (nachtwaker noodhelper) |
1875 | wed. A. Kusters (partikuliere) |
1881 | erven A. Kusters (partikuliere) |
1908 | C. Eijsman-Gans (reiziger) - B. de Gooijer (particulier) - M. de Graaf (behanger) - J.W. van Hooren (meesterknecht drukkerij) |
1910 | J. van Diermen (loopknecht) - B. de Gooijer (particulier) - M. de Graaf (behanger) - J.W. van Hooren (meesterknecht drukkerij) |
1919 | A.J.M. Blom (sigarenmaker) - wed. H. Boshuizen - M. de Graaf (behanger) - J.W. van Hooren (typograaf) |
1923 | Antonius J.M. Blom (sigarenmaker) - Marinus Th. de Graaf (behanger) |
1928 | wed. C. Blom - M.Th. de Graaf - Th. Ritmeijer |
1943 | J.J. de Groot (beh. en stoff.) - A.A. Hoevenaars (voerm.) - A. de Laat |
1832 | Victor Andries van Rijckevorsel (koopman)(eigenaar) |
1865 | E. Berrenbroek (gepens. wachtmeester der marechaussee) - A. de Haas (kweekeling bij 's rijks kweekschool voor onderwijzers) |
1875 | C. Bus (telegrafist) - C.H. Bus (gepens. ambtenaar) |
1881 | E. Berrenbroek (gep. wachtm. d. maréchauss.) - wed. J.G. Schull (partikuliere) |
1908 | E. Gans (veehandelaar) |
1910 | E. Gans (veehandelaar) |
1919 | G.C. Rijkeé (koopman in stoffen en buxkin) - H. Teulings (sigarenmaker) |
1928 | H.Th.W.J. Teulings |
1943 | J. Bodar (koopman) - G.F.G. Thelissen (reiziger choc. en suikerw.) |
1991 | Ali (restaurant L'Orange) |
1865 | L.M. Spee (beddenverhuurder en koopman) |
1875 | E. Samuels (firma gebr. Samuels) sigarenfabriek |
1881 | E. Samuels (firma gebr. Samuels) |
1908 | P.C. Molhuijsen (behanger en stoffeerder) |
1910 | P.C. Molhuijsen (behanger en stoffeerder) |
1919 | J. Molhuijsen (behanger en stoffeerder) - P.C. Molhuijsen (behanger en stoffeerder) |
1928 | P.C. Molhuijsen |
1943 | J.C.P.M. Molhuijsen (stoffeerder) |
1919 | A. Lamers (koetsier) |
1908 | M. Schellekens (meubelmaker) |
1910 | M. Schellekens (meubelmaker) |
1943 | J. Bonte (diensbode) - J. van Dommelen (glazenwasscher) - J.W.H. van Dommelen-Bonte |
1908 | D.B. Heuven (journalist, corresp. Utrechtsche levensv.) |
1910 | D.B. van Heuven (oud-hoofdonderw, corr. levensverz.) |
1919 | P.N. Brouns van Besouw (journalist) |
1928 | A.F. van den Bergh - G.H.J. van Leur |
1943 | P.A.M. Aangenendt (kantoorbediende) - P.J.H. Aangenendt (bouwkundige) - W.J.V. Aangenendt (kunstschilder op porcelein enz.) |
1900 | G.P.G. Noyons (vis- en kaashandelaar) |
1908 | J. Stibbe (koopman) |
1910 | J. Stibbe (koopman) |
1919 | L.A. v.d. Ven (timmerman) |
1928 | A.A.M. van de Ven - L.A. van de Ven |
1943 | J.M.M. v.d. Ven (winkelbediende) - L.A. v.d. Ven (timmerman) |
1908 | L.P. Aquina (letterzetter) - D. de Ridder |
1919 | P.L. Aquina (letterzetter) |
1910 | L.P. Aquina (letterzetter) - wed. M. Verhof |
1910 | Café Parlement |
1919 | Bondsgebouw |
1928 | J.B. Odems |
1908 | Kantoor van A.M. Rooij (in granen) |
1910 | Kantoor van A.M. van Rooij (in granen) |
1919 | Kantoor van A.M. van Rooij (in granen) |
1910 | Kantoor van A.M. van Rooij (in granen) |
1919 | Kantoor van A.M. van Rooij (in granen) |
1865 | J. Meijer (koopman) |
1875 | G. Bos (beambte in de gevangenis) |
1881 | G. Bos (beambte in de gevangenis en agent der Utrechtsche Levensverzekering-maatschappij) |
1908 | P. Rabou (verver) - J. Scheepers (tailleur) |
1910 | L. Rabou (schilder) - J.F. Scheepers (kleermaker) |
1919 | W. van Oort (sigarenmaker) - J.P. Scheepers (kleermaker) |
1928 | mej. M.Th. Scheepers - wed. J.Ph. Scheepers - L.J.M. van Weert - Th.M. van Weert |
1943 | G.W. v.d. Brandt - wed. L. Scheepers-v.d. Brandt - C. de Vos (winkelbed. S. de Wit) |
1865 | M. Simons (vleeschhouwer) |
1875 | M. Simons (vleeschhouwer) |
1881 | M. Simons (vleeschhouwer) |
1908 | J.H. van Munsteren (winkelbediende) - E.M. van der Sluis (bediende schoenfabriek) |
1910 | E.M. van der Sluis (bediende schoenfabriek) - Th. v. Vuuren (bestell. v. G. en L.) |
1919 | W. Scheepers (kleermaker) |
1923 | Adriaan Braspenning (besteller) |
1928 | A.J.M. Blom - A. Braspenning - M. van Vuuren |
1943 | wed. M. van Rijn-Henskens |
1908 | J. van Rossum (agent van politie) |
1910 | C. Patist (koetsier) |
1919 | Fr. Dubbeld (kleermaker) |
1923 | Fredericus Dubbeld (kleermaker) |
1928 | F. Dubbeld |
1943 | Th.J. Netten (los werkman) |
1908 | J. Emons (korporaal muzikant inf.) |
1919 | C. Doomerik (borstelmaker) |
1923 | Wilhelmus Deckers (schilder) |
1928 | G.F.G. Thelissen |
1910 | F.Ch. Meijers (mr. kleermaker) |
1919 | F.Ch. Meijers (mr. kleermaker) |
1943 | A. van Gulik (grondwerker) |
1865 | A. van der Linden (mr. timmerman) |
1875 | L. van Harreveldt (boekhouder) - A. van der Linden (partikulier) |
1881 | C.A. van Steijn (bouwkundig opzichter) |
1908 | F.Ch. Meijers (mr. kleermaker) |
1865 | A.M. Baijens (kinderenbewaarsch. houdster) |
1875 | J. van der Horst (mr. schoen en laarzenmak.) |
1908 | Adr. v.d. Sluijs (steendrukker) |
1910 | A. van der Sluijs (magazijnsknecht) |
1919 | L. v.d. Doelen (bakker) - wed. Lievens |
1923 | Hendrikus J. Brouwers (boorder mach. fabriek) |
1928 | F.A.L. Neijman |
1943 | A. Damen (koopman) - A.G. van Overbeek (grondwerker) - wed. H.M. Vorstenbosch-Marcé (werkster) |
5211 EL 3.. 7 5211 EK 25..43 5211 EK 2..72
1909 : rechts 1..39, links 2..14 1995 : rechts 3..43, links 4..72 (Huisnummerkaart H16) 2004 : rechts 3..43, links 2..72 (postcodes)
No 2 Wijk A (komend van de Minderbroederstraat) | ||||||
Nieuwstraat | ||||||
164 | 7 | Belle, Jacobus | Klerk | 33 | Rooms | Den Bosch |
165 | 6 | Verhoeven, Anna Catharina | Mutsemaakster | 75 | Rooms | Maastricht |
166 | - | - | - | - | - | - |
169 | 13 | Verbeeck, Johanna Maria Jozefina | Mutsemaakster | 65 | Rooms | Den Bosch |
173 | 8 | Reinhart, Johanna Maria | Huisvrouw | 36 | Gereformeerd | Haarlem |
174 | 4 | Keer, Ruth Johannus | Chef des Bureau archivist bij het Prov. Gouvernement | 27 | Gereformeerd | Den Bosch |
175 | 9 | Hecking, Johan Samuel | Ontvanger der Belasting | 34 | Gereformeerd | Goch |
176 | 8 | Boons, Wilhelmus | Verver en Glazenmaker | 50 | Rooms | Den Bosch |
Minderbroederstraat |
H.F.J.M. van den Eerenbeemt en L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch op de drempel van een nieuwe tijd (1960) 241
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 45
H.J. Zomerdijk, Het muziekleven in Noord-Brabant 1850-1914 LV (1982) 217